© EPA/Martin Divisek
ik stond op het perron toen de trein arriveerde
achter een van de ramen zat een man
gekleed zoals ik mannen graag gekleed zie
in tweed, de kraag omhoog, een borsalino 
hij keek recht voor zich uit
een gasmasker beschermde zijn gezicht

alleen zijn oor was niet bedekt
het was een prachtig oor, perfect van vorm
het oor ontroerde mij ik voelde hoe mijn
arm zich strekte in de richting van dat oor
stelde mij voor dat ik het aan zou raken
mijn vingers langs de omtrek laten gaan

ik kreeg het warm ik wilde dichterbij
voorzichtig met het puntje van mijn tong
iedere millimeter van het oor betasten
en zachtjes sabbelen en bijten
en voelen hoe een lichte siddering
het lichaam van de man bewegen zou

toen floot de conducteur, de trein vertrok
ik stond op het perron en keek hem na

Shortlist Ongehoord! Gedichtenwedstrijd 2020