
ik stond op het perron toen de trein arriveerde achter een van de ramen zat een man gekleed zoals ik mannen graag gekleed zie in tweed, de kraag omhoog, een borsalino hij keek recht voor zich uit een gasmasker beschermde zijn gezicht alleen zijn oor was niet bedekt het was een prachtig oor, perfect van vorm het oor ontroerde mij ik voelde hoe mijn arm zich strekte in de richting van dat oor stelde mij voor dat ik het aan zou raken mijn vingers langs de omtrek laten gaan ik kreeg het warm ik wilde dichterbij voorzichtig met het puntje van mijn tong iedere millimeter van het oor betasten en zachtjes sabbelen en bijten en voelen hoe een lichte siddering het lichaam van de man bewegen zou toen floot de conducteur, de trein vertrok ik stond op het perron en keek hem na
Shortlist Ongehoord! Gedichtenwedstrijd 2020